De veertigdagentijd begint op Aswoensdag. Lijdenstijd noemden we deze periode vroeger wel in protestantse kring, vastentijd hoor je tot op vandaag in katholieke kring. De religies kennen een praktijk van vasten. Het Jodendom weet van een praktijk van vasten, de Islam heeft de ramadan. In onze kerken heeft het er soms de schijn van dat het vasten meer iets van vroeger was.
Het geeft te denken geven dat we in bijbelse verhalen regelmatig stuiten op een vastenpraktijk. De profeten hebben het erover. De eerste zondag van de veertigdagentijd brengt ons via het evangelie bij Jezus’ vastenpraktijk. Een tijd van inkeer, teruggeplooid worden op jezelf. Wat zou het goed zijn als we elkaar weer ideeën voor het vasten aan de hand doen, elkaar helpen bij een invulling van die tijd in aanloop naar Pasen. Eeuwen eerder al benadrukte Calvijn de betekenis van het vasten.
We stuiten op enige verlegenheid als het om de vormgeving van de veertig dagen voor Pasen gaat. Hoe die tijd te markeren? Er leeft een verlangen naar stilte, inkeer en omkeer. Jezelf onder ogen komen, in stilte komen voor het gelaat van de Levende.
Allerlei invullingen komen we tegen. Eens wat bewuster consumeren zegt iemand, wat minder tijd besteden aan televisie kijken en de sociale media zegt een ander. Tijd overhouden voor een bezoek, een brief, een boek. Meedoen aan een vastenactie. Wat aansprekend is voor de één, hoeft dat niet te zijn voor een ander.
Vasten moet niet een prestatie worden. Maar het zou mooi zijn als dat woord met zulke sterke papieren nieuwe inhoud krijgt en we op die manier ook bepaald worden bij de weg die Jezus gaat naar Jeruzalem.
Bron: Gert Jan de Bruin
Publicatiedatum: 19 februari 2023